Heteronormativiteit is nog steeds de standaard op de werkvloer. Door deze heteronorm gaat men er over het algemeen vanuit dat iemand cisgender en heteroseksueel is, ‘straight until proven queer’. Dus daar sta je dan, bij je nieuwe werkgever. Iedereen denkt dat je cisgender en hetero bent, terwijl dat misschien helemaal niet zo is. Aan jou de beslissing om wel of niet met je nieuwe collega’s te delen wat je seksuele oriëntatie en/of je genderidentiteit is.
In een ideale wereld zou het niet uitmaken dat je transgender bent, of dat je als vrouw een vrouw hebt. Als je het de gemiddelde manager, hr-directeur of directielid vraagt, is het bij hun organisatie ook helemaal geen probleem. Ik krijg meestal te horen, “bij ons kan iedereen zichzelf zijn. Het maakt niet uit wat er tussen je benen zit of met wie je naar bed gaat”, of een nog onhandiger verwoorde versie daarvan.
Jammer genoeg is de werkelijkheid van lhbtiqa+-personen vaak anders. ‘Uit de kast’ komen kan grote gevolgen hebben op het verloop van je baan. Dat blijkt wel uit onderzoek. Zo hebben lesbische, homoseksuele en biseksuele werknemers vaker te maken met ongewenste seksuele aandacht, pestgedrag en geweld vergeleken met hun heteroseksuele collega’s. Daarnaast blijken ze minder tevreden over hun werk en rapporteren ze meer burn-outklachten1. Transgender personen komen überhaupt moeilijker aan werk2. Daarnaast is aangetoond dat afwijken van heteronormativiteit gevolgen kan hebben op je carrièrekansen3. Dat is niet echt motiverend om uit de kast te komen.